donderdag 16 september 2010

Van Neanderthalers tot Romeinen


Mijn dorpje is voor toeristen nauwelijks te vinden. Van half juni tot eind augustus zie ik vooral toevallige buitenlanders-in-technicolour door mijn straatje lopen. Allemaal zetten de dorpspoort en mijn motorfies op de foto, het is altijd grappig om de resultaten terug te vinden op Google afbeeldingen. Surf zelf maar eens. Het is nu september en dat wil zeggen dat het betrekkelijk rustig is. Alleen de culturele diehards weten Saint-Pompon te vinden, dit dankzij de documentatie die voor specialisten te vinden is.
Ik heb de vraag al aan de gemeenteraad gesteld: waarom heeft ons dorpje zo weinig zelfvertrouwen? In alle dorpjes zie je aanwijsbordjes die naar een oud kerkje, kapelletje of ander monument verwijzen, bij ons helemaal niets. Het antwoord dat ik kreeg, klinkt plausibel: er is geen geld voor bordjes. Dus heb ik beloofd om als sponsor op te willen treden.
In Saint-Pompon is wel degelijk veel van cultuurhistorische waarde te vinden. Maar dan moet je er als bezoeker wel op worden attent gemaakt. Feitelijk zou Pompon zelfs een officiële eigen dorpsgids moeten hebben, zó veel is er te vertellen en te zien, uit alle mogelijke fases van de mensheid.
Dat begin al bij twee plaatselijke grotten die vele eeuwen bewoond zijn geweest door allerlei culturen. Het is zelfs niet uit te sluiten dat hier ooit Neanderthalers hebben gewoond. De bekendste grot ligt onder kasteel Castelviel. De oudste bewoningssporen dateren van 25.000 jaar geleden. De tweede grot, in het buurtschap Rougies, werd in 1986 per toeval door kwajongens (gamins) ontdekt. Er zijn nog slechts oppervlakkige opgravingen gebeurd, vooral uit de bronstijd. In elk geval was het dorp in de jonge steentijd al een volwassen dorp met tientallen families. Tijdens de laatste eeuwen vóór Christus bestonden er in de regio twee volksstammen: de Pétrocoriens (waarvan de woorden Périgord en Périgueux afstammen) en de Cadurciens (waarvan Cahors een verbastering is). Saint-Pompon ligt op de grens van die twee invloedsferen. Met de komst van de Romeinen veranderde er veel. Belangrijk voor het dorp is dat de Romeinse heirbaan van Périgueux naar Cahors doorheen ging lopen, wat de mensen contact liet maken met andere culturen en wat ongetwijfeld ook de middenstand ten goede kwam. Delen van die Romeinse weg zijn nog steeds volkomen in tact. Wanneer je over de stenen loopt, voel je de sfeer van toen. Ik kom dan meteen op het enige punt waarvoor nog nooit iemand een verklaring vond. Wanneer je de Romeinse heirbaan (hier Route des Anglais genoemd) tot ongeveer tweehonderd meter buiten het dorp volgt, kom je na een redelijk steile klim een plek tegen die gonst van geheimzinnigheid. Op een oppervlakte van twee hectares zie je hier keurige hoopjes verweerde stenen liggen die aan grafhevels doen denken. Er staan enkele bouwsels tussen met muren van vele meters dik. De geleerden zijn het niet met elkaar eens. De ene zegt dat het om een Keltisch koningsgraf gaat, de ander beweert dat het een Romeinse uitkijkpost is, een Duitse bunker avant la lettre. Opmerkelijk is dat de officiële archeologie er nooit belang in stelde, de site is nog steeds niet onderzocht. Vorig jaar zijn Carine en ik daar met onze piepstok (metaaldetector) op verkenning geweest. Op de site zelf is geen enkel metaal te ontdekken, maar op de Romeinse weg begint de stok wel degelijk te piepen dat het een lieve lust is. Het ontbreekt het ons aan de juiste machinerieën om tonnenzware steenmassa's op te tillen, gelukkig maar. De enige twee dingen die we concreet gevonden hebben, is een soort van koperen ringetje en een koperen stukje met klinknagel dat vermoedelijk van een maliënkolder afkomstig is.
In de dorpsgeschiedenis was er lange tijd een zwart gat tussen de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Dat heb ik persoonlijk veranderd. Zoals ik u al eerder meldde, kocht ik de oude dorpssmederij. Op de begane grond zag alles zwart van het roet, veel was er niet te zien. De betonnen vloer golfde als de Atlantische Oceaan bij windkracht elf, dus besloot ik om er de drilboor in te zetten. Plots kwam er een bijzondere vloer tevoorschijn. Monumentenzorg stond de volgende ochtend al op de stoep. Logisch, want tien jaar geleden werd in een der dorpshuizen een prachtige Romeinse mozaïekvloer vernietigd om een wijnkeldertje te bouwen... Zoiets mag nooit meer gebeuren. Mijn ontdekte vloer bleek na houtonderzoek uit de 4e eeuw te stammen. Gebruikssporen geven aan dat de vloer minstens enkele honderden jaren dienst heeft gedaan. De Gallo-Romeinse tijd heeft in het Franse binnenland veel langer geduurd dan werd aangenomen. Niet verwonderlijk overigens.
Morgen vervolg ik mijn verhaal met de middeleeuwen.
Waarom al die geschiedenis? Uiteindelijk wil ik er toe koen om de culinaire geschiedenis te onderzoeken. Culinair is eten en drinken, eten en drinken is cultuur. Cultuur is de mens. De mens is zijn geschiedenis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten