vrijdag 26 februari 2010

De kruidenier ofwel épicerie
















Wanneer je Saint-Pompon binnenkomt, valt je oog op een groot bizar gebouw dat vroeger grandeur moet hebben gehad. Het dak is weg, slechts een aantal schoorstenen steken fier omhoog. Dit gebouw werd enkele honderden jaren geleden gebouwd door een notaris. Nadien werd het lange tijd gebruikt als écurie, als een stal waarin tijdens de maandelijkse markt de dieren werden gehuisvest voordat ze verkocht werden. Aan het begin van de twintigste eeuw bouwden de gezusters Prunis het bouwwerk om tot kruidenierszaak. Na hun jammerlijke overlijden kreeg hun nicht Madamoiselle Crémont de zaak in handen. Omdat zij huwde met Monsieur Buffard, die later gedurende vijfendertig jaar de burgemeester van Saint-Pompon zou zijn, werd de épicerie van lierverlee "Chez Buffard" genoemd. Anno nu noemen de Pomponais en Pomponaises het gebouw nog steeds zo. Buffard had het zeer druk met zijn perikelen als burgemeester, reden waarom hij in 1967 een koper zocht.
















Pétit Brun en Obilet
We komen nu een beetje in het heden, bij Claude Legas. Vroeger was hij bakker in Périgueux, een meelallergie noopte hem van werk veranderen. Hij was al met de uit Saint-Pompon afkomstige Renée getrouwd, Claude en Renée namen de kruidenierszaak in 1969 over. Saint-Pompon was toen nog een bloeiend en vruchtbaar dorp met 900 inwoners. Investeringen waren er niet veel. In de winkel stonden houten rekken en van kasregisters of rekenmachines had men in de Franse binnenlanden nog nooit gehoord, alles werd met de hand bijgehouden, liefst op de achterkant van een sigarendoos. Alleen het hoognodige werd aan het hooggeëerde publiek verkocht. Sardines in blik, tonijn in blik, vermicelli, zout, suiker, bloem, en voor de luieriken cassoulet. Verse producten waren niet aanwezig, behalve dan Cantal-kaas, Camembert en boter. Wanneer iemand om een onsje kaas vroeg, ging Renée naar de kelder om de portie te versnijden.


















Koelingen bestonden in de épicerie nog niet. De koekjes waren van de merken Pétit Brun en Obilet. Die bestaan allang niet meer. Ook in koffie werd gehandeld. De bonen werden aangekocht in een étouffoir, een blik van 10 kilo, en verkocht in zakjes van 250 gram. Wat werd er nóg zoal verkocht? Eigenlijk zo'n beetje alles wat een mens op dat moment nodig had. Knopen bijvoorbeeld. Renée had er een hele grote doos van, waaruit het publiek kon kiezen. Sokken voor de heren, nylons voor de chichi dames, elastiek, scharen, schroeven en spijkers, garen, naalden, ja zelfs onderdelen om klompen te repareren waren in het assortiment aanwezig.. Claude liet die in Thiviers maken. Maar de allergrootste specialiteit, iets waar de boeren uit Saint Laurent, Campagnac en zelfs Besse voor kwamen, was de morue salée en sardine salé. Nu liggen die dorpen hier niet ver vandaan, maar besef dat 8 kilometer vroeger 2 uur lopen betekende. De morue (stokvis) werd jaarlijks verkocht vanaf 8 september, het begin van het jachtseizoen. Het was dan een gekkenhuis in de winkel. De oudere Pomponais zeggen nog steeds dat ze zo'n kwaliteit sindsdien nooit meer gevonden hebben. Het zeer speciale aan de morue was, dat deze maar liefst 8 centimeter dik was. Destijds werd deze lekkernij in ronde kisten van 25 kilo aangeleverd in de klasse SEG (Super Extra Gros) van Pêcherie Fécamp, helemaal uit Normandië. Sardines worden door de oudere boeren nog steeds bij het ontbijt gegeten, bij stokvis hebben de mensen tegenwoordig niet zo'n euforisch gevoel meer.























Markt
De maandelijkse marktdag was een groot evenement waar iedereen telkens reikhalzend naar uitkeek. De mannen dronken dan meerdere glazen pastis in het café, de vrouwen gingen bij Claude boodschappen doen voor een hele maand. Alle straten stonden op zo'n dagen vol met handel, paarden, varkens, ezels, kippen, eenden en ganzen. Van alle dorpen uit de wijde omtrek kwamen de mensen naar hier om inkopen te doen, vaak moesten ze er urenlang voor reizen. Deze dagen waren voor Claude het summum, hij verkocht dan met gemak 30 kilo koffie.
Even naar het heden: nog steeds is het in Saint Pompon markt op de 29ste van de maand. Maar stelt u zich daar niet teveel van voor. De Pomponais drinken op de 29ste nog steeds een extra glas, maar dat is uit nostalgische opwinding. Op het plein staat tegenwoordig nog één kraam en die is van de verkoper van schoenen en sokken. De mobiele kapper komt naar het dorp toe, zet een stoel en een spiegel neer en gaat de mensen coifferen. En tot voor kort hield verzekeringsman Alain Poulain de la Fontaine op de 29ste in het plaatselijke café kantoor. Alain beschouwden wij als vriend, helaas stierf hij onlangs. Claude: "Op marktdagen kon je àlles verkopen. Niemand keek naar de prijs of de vervaldatum. De vrouwen gingen met hun mand de winkel rond en laadden in wat ze nodig hadden. Soms bleven ze urenlang in de winkel om te babbelen met andere vrouwen. Niemand had haast en de mannen wachtten met een geduldig glas in het café. Op zulke dagen stond de winkel bomvol, het was de maandelijkse ontmoetingsplaats."
Voor de boeren was de markt van groot economisch belang, want ze konden dan ook hun eigen productie verkopen. Claude weet zich nog te herinneren hoe 29 januari altijd een topdag was voor de verkoop van eieren. Waarom dat op die datum was, weet hij niet. "Maar de boeren verkochten dan hun eieren aan mij per honderd dozijn." Onze kruidenier verkocht de eieren altijd door aan een handelaar in Fumel, die 5 oude centimes per stuk betaalde.

Honderd manden met oesters
Kruidenier zijn was vroeger een echt vak, zo overdenkt Claude. Met de nodige heimwee denkt hij terug aan de sardines op olie. De blikken van La Tulipe en Les Brisands waren het meest populair. In elk blik zaten drie grote sardines. Ze waren te lekker om nu nog te bestaan. Hij kocht altijd 25 dozen van 100 blikken, een stock voor twee jaar. Want een goede sardine moet rijpen. Elke drie maanden draaide hij alle blikken om.
In 1971 moderniseerde Claude zijn 120 vierkante meters tellende winkel. Er kwamen metalen schappen en ook werden er enkele koelingen geplaats. Daarmee stond de weg open voor de verkoop van groenten, fruit, pootgoed, yoghurt en verschillende soorten kaas. De winkel was zeven dagen op zeven open, op feestdagen zelfs van half acht in de ochtend tot middernacht. Dat kwam voornamelijk omdat de dorpelingen dan oesters kwamen kopen. Zelfs in zo'n klein dorp als Saint-Pompon werden tijdens de feesten wel honderd manden met oesters verkocht. Met kerst verkochtRenée vijftig kilo chocolade per week, in het meloenenseizoen moest Claude twee ton meloenen inkopen. Veel van de handel werd ingekocht bij MIN (Marché Intérët Nation) in Agen. Claude weet niet meer precies wanneer de moderne tijd zijn intrede deed, maar met de komst van de electronische kassa en de weegschaal veranderde alles. Het leven werd ernstig en minder leuk.

Ach, wat is er van Saint Pompon gebleven. Vroeger, ja vroeger moet het dorp maar liefst zeven cabarets hebben geteld plus meerdere hotels. In de loop der tijd ging dat stukje bij beetje verloren. In de hoogtijdagen telde het dorp drie kruidenierswinkels. Eén waar nu Chez Bruno gevestigd is en nog eentje in het huis waar nu het bord hangt van restaurant Le Pompon Rouge. De inwoners werden ouder, de klanten stierven. In 1975 was Claude nog de enige kruidenier van het dorp. Zo rond 1985 begonnen de mensen te veranderen, vermoedelijk omdat ze voortaan naar de televisie gingen kijken. Het publiek ging op de prijzen letten en zelfs op de vervaldata. En met de komst van de auto gingen ze liever naar een grote supermarkt in Sarlat.
Op 6 maart 1997 gingen het dak en het privé-gedeelte van de monumentale épicerie in vlammen op, de winkel zelf bleef ongeschonden. Claude was toen bijna 65 jaar oud en besloot dat het een goed moment was om met pensioen te gaan. Renée bleef doorgaan tot het jaar 2002. Zij stopte met de komst van de euro, want het zakendoen zou volgens haar nooit meer zijn wat het ooit geweest was met zo'n vreemde munt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten