De bootbezittende vriend had al die tijd aandachtig geluisterd en nauwkeurige notities gemaakt. Ergens in juli zou hij in het haventje verschijnen, beloofde hij, onderweg zou hij alvast een seintje geven.
Is hij er ooit geraakt? Bij mijn weten niet. Totaan Bordeaux zou de reis nog wel lukken. Maar dan.
Vroeger zeilden er veel vrachtschepen op de Dordogne om vaten wijn, kastanjes en noten te transporteren. Het waren platbodems die men Gabarres noemt, een schipper op zo'n ding heette een Gabarrier. De rivier is op veel plaatsen niet dieper dan 30 cm, een platbodem is dan geen luxe. Maar er zijn ook stukken met nog geen 10 cm water. Het hele schippersgezin werd dan ingespannen om de boot verder te trekken. Maar stel dat je dit alles zou doen om bij de brug van Castelnaud te raken, de rest van de tocht kun je niet eens met een kano bepeddelen. In de Céou en de Lousse is precies genoeg ruimte om er waterkreeftjes te laten bewegen. En in de Mandalou, die ons dorpje in tweeën snijdt, staat minimaal negen maanden per jaar geen druppel water. De haven van Saint-Pompon is een platte steen. Nee, dan toch maar liever met de auto. Of per vliegtuig zoals tegenwoordig veel mensen doen. Het is van Charleroi naar Bergerac nog geen uurtje vliegen en soms kost die reis nauwelijks 20 euro. Daar kan je met een zeilboot niet tegenop.
Een gerestaureerde gabarre
Geen opmerkingen:
Een reactie posten