woensdag 28 december 2011

In de buik van de wereld



Deze zomer berichtte ik u dat ik op aanwijzing van een boer een grot had ontdekt. De boer dacht dat het een réfuge was, een schuilplaats waar de boeren zich vroeger verstopten zodra er een roversbende in aantocht was. Dat leek mij niet aannemelijk, want voor een schuilplaats zou je geen traptreden in de rotsen uithakken, een schuilplaats zou juist onzichtbaar moeten zijn. Eind juli ben ik voor de eerste keer door het uitgehouwen gat naar binnen gekropen. Ik kon bij het dovende gasvlammetje van mijn aansteker nog nèt zien dat er vanuit de ondergrondse ruimte nog een gangetje verder naar beneden liep. Gisteren zijn we teruggegaan, ditmaal gewapend met enkele forse zaklampen. Hier is mijn relaas.



Ook als je weet waar de entree zich bevindt, moet je heel goed zoeken. Op zo'n dertig meter afstand van het zandweggetje dat het beekje de Lousse volgt, ligt het, verscholen in het struikgewas. Op het eerste gezicht lijkt het gewoon een gat in de grond, zoals er in het kalkmassief zo veel zijn. Bij nader inzien zie je een boogpoortje dat door mensenhanden moet zijn gemaakt. Onder het boogpoortje zijn een stuk of tien primitief uitgehouwen traptreden te zien. Het gangetje waar je in terecht komt, lijkt voor kabouters gemaakt. Met moeite wring ik me er doorheen en dat duurt eventjes want het kronkelige gangetje is veel langer dan gedacht, ik schat zo'n zes meter. Ik kom nu in een rechthoekig vertrek terecht van ongeveer drie bij drie meter. In de wand is een nisje uitgehouwen, vermoedelijk om er een olielampje in te zetten. Aan de overzijde bevindt zich weer een gangetje naar beneden. In de diepte zie ik een soort waterput waarover een loopplank ligt. Eenmaal deze plank bukkend en kruipend te zijn gepasseerd, kom ik in een kametje van ca. anderhalf bij twee meter. Aan de ene kant zie ik een soort natuurlijke ventilatiepijp, er is luchtverplaatsing. Aan de andere kant is weer een gangetje naar beneden. Meteen na een bochtje kan ik links of rechtsaf. Ik kies voor links en kom in twee kleine ruimtes die via een nauw gangetje met elkaar zijn verbonden. Eén van die twee geeft wéér uitzicht op een gangetje, maar dat is voor mij te klein. Hier moet ik helaas stoppen. Op de terugweg kies ik voor het andere gangetje. Hierdoor kom ik in een ruimte terecht van twee bij twee meter. Ik zou verder naar beneden kunnen, ware het niet dat er een instorting is geweest.
Nee, dit is bepaald geen réfuge, dit is een woonhuis geweest. Of liever gezegd een ondergronds appartementencomplex. Hoe groot zou dit complex in werkelijkheid zijn?
Hier in de buik van de wereld, met zijn kronkelige gangetjes en kleine kamertjes, ga je automatisch wegdromen. Wie zal hier vroeger hebben gewoond? De kapotte vuurpot die in de put ligt, plus restanten van enkele houten gereedschappen, bewijzen dat de grot nog niet zo heel lang geleden werd bewoond. Misschien leefde hier vijftig of honderd jaar geleden nog een arm boerengezin dat zich geen huis kon permitteren. Een gezin met heel veel kinderen, er zijn slaapkamertjes genoeg. Maar wanneer is de bewoning ooit begonnen? Duizend jaar geleden? Tienduizend jaar geleden? Dat laatste lijkt wel waarschijnlijk.

De boer, Carine en ik zijn de enige drie mensen die de lokatie van de grotwoning kennen. Gelukkig maar, want daarmee is alles intact gebleven, vernielingen zijn er niet gebeurd. Uit respect voor het verleden heb ik mijn piepstok thuis gelaten. Het zou mooi zijn als hier de boel onderzocht zou worden, maar dan wel professioneel. Wellicht zal men dan stenen gereedschappen vinden, het zou me niet verbazen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten