Carine en ik hadden dus een bouwval gekocht. Die zou weldra zijn omgetoverd tot een paleisje, zo had ik overwogen. In België hadden wij samen al ooit een oud boerderijtje tot op de grond afgebroken en het opnieuw weer opgebouwd. We hadden dus voldoende ervaring en kenden inmiddels de valkuilen waar je als bouwheer niet in mag lopen. Bouwen en verbouwen is vooral een kwestie van de juiste mensen zoeken en die zij er in Fankrijk (gemeten naar het aantal witte bestelautootjes) in overvloed. Nadat de plannen en bouwtekeningen waren gemaakt, gingen we rondbellen en de respons was groot. Allerlei lieden, van plombier tot electricien, van maçon tot charpentier, stonden binnen enkele dagen voor de deur. Ze keken rond, schudden met hun hoofd, keken ons meewarig aan en beloofden op een offerte te maken, een devis. De prijzen van de offertes vielen gelukkig mee, dus konden we concrete aspraken gaan maken. Zoals het een nietsvermoedende noorderling betaamt, had ik een prachtig tijdsplan opgesteld waarbij de ouvriers elkaar niet in de weg zouden lopen. Ze gingen er allemal mee accoord, ik kreeg zlfs complimenten van ze.
Vervolgens gebeurde er helemaal niets. Geen enkele ouvrier verscheen op het appèl, zelf een maand later had ik nog niemand gezien. Carine ging bellen en kreeg steeds hetzelfde vriendelijke antwoord: "On s'occupe de vous", we zijn met u bezig. Wat moesten we doen? Inderdaad, we gingen zelf bezig. De woonruimte, in de klassieke huizen van de Périgord altijd op de eerste verdieping gelegen, bestond uit maar liefst negen kamertjes. Sommig waren niet groter dan vier vierkante meter. Alle tussenmuren werden gesloopt en dat was een hels karwij. Toen alle muren weg waren, hielden we één grote ruimte over, met in het midden één attribuut: een wc. Die was dermate vies dat we hem zelfs niet met handschoenen wilden aanraken. Ik kwam toen op het lumineuze idee om rondom in de vloer te gaan zagen, het ding zou dan vanzelf naar beneden vallen. oevallig had ik op die plaats een trapgat gepland. Op dat moment besefte ik nog niet dat de op het oog vermolmde eiken vloerplanken zo hard als beton waren en bovendien vijf centimeter dik. Zelfs de nieuw aangeschafte cirkelzaag van een professioneel merk was er niet tegen opgewassen en begon te roken. Een week later lag de oude wc beneden. De volgende etappe was het plafond. Die was van lelijk en beschadigd stucwerk. Toen ik nieuwsgierig een gaatje maakte om te zien wat er achter zat, gingen onze harten sneller kloppen. Achter dat vieze stucwerk zat namelijk een prachtig plafond met eeuwenoude balken.
Er zijn dingen waar je normaal nooit bij stilstaat. Wanneer je thuis op de wc zit en doortrekt, is daarmee de kous af. Je denkt er niet bij na dat de drol nog een hele weg dient af te leggen. Maar wanneer je merkt dat de oude smeerpijp gewoon ergens in de grond eindigt en dus niet is aangesloten op het openbare riool, wat moet je dan?
zaterdag 20 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten