donderdag 12 juli 2012

De punt van de wandelstok

Als kind was ik altijd een beetje tegendraads en deed graag precies het tegenovergestelde van wat me gevraagd werd. Dat komt, zo blijkt achteraf, omdat de ontvangen autoritaire opvoeding geen ruimte liet voor motivatie. Zoals in het leger: Niet lullen, putje graven. Als je een putje moet graven en je begrijpt waarom, ja dan graaf je wel.
Vandaag hebben we een stevige wandeling gemaakt. We gingen wijn halen bij Maman Laplanche die bovenop de berg woont. Voor het eerst had ik mijn nieuwe wandelstok bij me, waar ik aanvankelijk uit onwennigheid ferm mee zwaaide. Na elkele honderden meters had ik de ritmische beweging echter volledig te pakken en werd ik voor omstanders een stuk minder gevaarlijk. Eerst gingen we dus bergop. Omdat me vroeger werd voorgehouden dat ik links van de weg moest lopen, liep ik uiteraard rechts. Op de terugweg richting dal was er een moment van onoplettendheid, onbewust ging ik aan de linkerkant van de weg wandelen. En plotseling wist ik waarom ik dat voortaan altijd moet doen, ik ontdekte namelijk de motivatie ervan. Want let op. Door aan de linkerkant van de weg te lopen en je wandelstok in de linkerhand te houden, wordt het ineens een stuk rustiger. De wandelstok, die op de heenweg steeds een hinderlijke tik gaf telkens als hij het asfalt raakte, gaf geen kik meer. Door links van de weg te lopen kwam de wandelstokpunt voortaan in het gras van de berm terecht, hetgeen hooguit met een licht geruis gepaard ging. Het was verdorie een hele openbaring. Had men mij dat als kind verteld, zou ik zeker gehoorzaam zijn geweest.


1 opmerking: